Waarom ik golf hartgrondig heb gehaat
Ik ben drieënvijftig jaar geleden geboren in een schattig dorpje in Brabant. Wij woonden letterlijk aan de rand van het bos. Heel mijn jeugd bracht ik buiten door. Met de andere kinderen uit het dorp veroverden wij ‘landjes’, bouwden wij hutten, staken wij vuurtjes en ’s winters schaatsten wij urenlang op ondergelopen weides of een kanaaltje dat langs ons dorp liep. Als we het bos beu waren, pakten we onze fietsen en reden we verderop naar De Zandvlakte, een vrij toegankelijk landgoed dat werd gedomineerd door fantastische zandverstuivingen. Zandverstuivingen waar wij zomers bovenop klommen om ons daar vervolgens met een bloedvaart vanaf te laten rollen. Als er in de winter sneeuw lag, baggerden wij daar met onze sleetjes achter ons aan heen om daar urenlang net zolang plezier te maken, totdat onze teentjes en neusjes waren bevroren. Het voelde als thuis. Wij voelden ons daar als een vis in het water. Daar kwam plotsklaps een einde aan. Het landgoed werd verkocht. Aan een projectontwikkelaar. En ondanks al onze protesten, ondanks alle bezwaarschriften vanuit de dorpsbewoners kwam het er toch. Een golfbaan. ‘Golfbaan De Wouwse Plantage’. Vanaf toen besloot ik alles wat met golfen te maken had te haten.
Bredero sprak ooit: ‘Het kan verkeren…’ De eerste keer dat ik golfles had in Roosendaal liep ik een oude bekende tegen het lijf. Iemand die, net als ik, in Wouwse Plantage was opgegroeid en zich als kind ook van de duinen af had laten rollen. Colinda. Colinda zag er niet alleen goed uit, maar ook alsof ze heel goed kon golfen. Dat was ook zo. Ze bleek jarenlang op ‘De Wouwse’ als golfpro te hebben gewerkt. Daar stond ik dan. In mijn semi-golfoutfit. Klaar voor mijn eerste les. Mijn haat voor alles wat met golf te maken had, verdween als sneeuw voor de zon. Ik haalde mijn theorie. Ik kreeg baanpermissie. Ik ontdekte op ‘YouTube’ Golfvrouw.nl. Ik ontmoette Marloes, Kim, Maud, Barbara, Yulin en heel veel andere onwijs leuke vrouwen die golfden en haalde mijn GVB.
Veertig jaar geleden besloot ik om alles wat met golfen te maken had hartgrondig te haten. Elke keer als ik vertelde dat ik geboren en opgegroeid ben in Wouwse Plantage kreeg ik van mensen die golfden onmiddellijk de reactie: Oh ècht? Daar ligt een hele mooie baan! Voorheen bezorgde mij dat in het gunstigste geval de kriebels en in het slechtste geval antwoordde ik dat ik daar niets over wilde horen. Het voelde alsof er een stukje van mijn jeugd was afgepakt. Nu besef ik dat juist door die projectontwikkelaar van toen een prachtig stuk natuurschoon in stand kon worden gehouden. Zo’n uniek stukje natuur kost handenvol geld om te onderhouden en zonder die projectontwikkelaar was dat allang verloren gegaan. Mijn grote wens is om daar een keer te mogen gaan spelen. Het enige wat ik daarvoor nodig heb is een handicap van 35 of lager. De enige manier om daar ooit de baan op te mogen is om vooral veel te spelen. Veel vlieguren te maken en zo mijn handicap van 44 naar beneden zien te krijgen. Dat is mijn doel dit jaar. Veel spelen. Veel trainen. Veel lesjes nemen. Zo snel mogelijk mijn handicap naar beneden zien te krijgen.
Ik kan niet wachten om op ‘De Wouwse’ te mogen gaan spelen. Om daar vervolgens met opzet mijn bal in één van de bunkers te slaan. Ik vermoed dat ik dan, tot ieders verbazing, een gat in de lucht zal gaan springen van blijdschap. En zal gaan roepen: ‘Yes! Eindelijk weer thuis!’