‘Ik denk dat een vrouwelijke invloed goed is voor de golfwereld’
Waar blijven de invloedrijke vrouwen in de golfsport? Nou – hier zijn ze. Aan het roer. Zoals Caroline Lubbers, voorzitter van Golfclub De Hoge Kleij.
‘Openheid – dat is in de golfwereld niet heel vanzelfsprekend. Vrouwen in de positie van voorzitter hebben misschien meer oog voor menselijke verhoudingen en hoe we kunnen aarden in een vereniging.’
‘Soms wou ik dat ik er eerder mee was begonnen. Maar vroeger was ik vooral geïnteresseerd in tennis en met name hockey. Ik heb mijn hele jeugd gehockeyd, en daarna nog jarenlang bij verschillende verenigingen. Via een vriendin kwam ik in aanraking met golf. Het intrigeerde me meteen.
Het helpt dat ik sportief ben aangelegd, maar golf is toch echt wel iets anders dan tennis of hockey. Technisch gezien vind ik het bijvoorbeeld verschrikkelijk uitdagend. Bij tennis en hockey is techniek natuurlijk ook een ding, maar op een gegeven moment kom je op een niveau dat het vooral om tactiek gaat, en het omgaan met de dynamiek van de tegenstander en de wedstrijd. Bij golf is techniek iets wat je tot in lengte der dagen achtervolgt, waar je aan moet blijven schaven.’
‘In golf moet je je altijd, maar dan ook altijd, aan kunnen passen aan wisselende omstandigheden. Bij tennis of hockey kan je ondergrond soms anders zijn, maar de lijnen en het veld zijn altijd hetzelfde. Bij golf is geen baan is hetzelfde, geen ligging, green of pinpositie zijn hetzelfde. Zelfs als je de baan kent.’
‘Maar de grootste uitdaging blijft natuurlijk het mentale van golf. Je hebt gewoon veel tijd om na te denken. Te veel soms. Bij mijn weten is er geen sport waarin je jezelf zo erg tegenkomt als golf. Zelfs als je, zoals in de competitie, een tegenstander hebt, dan heb je nog steeds met jezelf te maken. Ik maakte vroeger nog wel eens de fout dat ik, als mijn tegenstander haar bal in de bunker sloeg, dacht: “Nu heb ik een kans”. Dat is op zich wel zo, maar je moet vervolgens dan nog wel jouw bal goed slaan. Bij tennis slaat je tegenstander in het net, of uit, en het punt is voor jou. In golf zul je toch echt zelf óók nog iets goeds moeten doen, voordat je dat puntje pakt.’
‘Ik ben nu vijf jaar lid op De Hoge Kleij en ruim 1 jaar voorzitter. “Moet ik dan nu voorzitter worden, is het niet te vroeg, kan ik dat wel?” Die gedachten kwamen bij me op, toen de vorige voorzitter aan mij vroeg of ik hem wilde opvolgen. Ik betrapte mezelf erop dat dit ook een typische reactie is die vrouwen vaak hebben. Vrouwen twijfelen snel of ze het al dan niet kunnen, terwijl mannen eerder denken: “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.”
De toenmalige voorzitter vond het vanwege mijn onbevangen, frisse blik juist een heel goed idee om mij voor te dragen. Ik heb altijd een financiële functie gehad. Jarenlang bij Philips, en de afgelopen tien jaar was ik directeur bedrijfsvoering in een zorgorganisatie. Om een vereniging te leiden, heb je diverse bagage nodig. Het bestuur bestaat nu uit vier mannen en twee vrouwen. Geen fiftyfifty verhouding, maar wel min of meer de afspiegeling van onze vereniging.’
‘De man/vrouw-verhouding op De Hoge Kleij is min of meer gelijk met die van golf in Nederland: 30 procent is vrouw. We hebben een wachtlijst, maar streven tegelijkertijd naar een hogere instroom van jongere vrouwen. Dat is moeilijk, zo blijkt. De vrouwen die wel instromen, zijn veelal boven de 50.’
‘Dat is een landelijke tendens. Jongere vrouwen ontbreken op de golfbaan. Jongere mannen golfen wél. Ik zie dat dagelijks om mij heen. Deze mannen hebben, net als de vrouwen, ook een baan, en een gezin, maar ik merk dat het onder mannen veel normaler is om tijd voor golf te maken. Die mannen gaan met het team of een vriendengroep lekker een paar dagen golfen in Engeland. Of ze gaan een dag in Nederland golfen, en dan na afloop niet haastig even een daghap of een salade, maar ze nemen de tijd om écht te dineren met elkaar.
Vrouwen doen dit veel minder. Die vinden toch al snel dat hun werk voorgaat, of de kinderen. Ook ik moet bekennen dat het, toen ik nog werkte, niet in mij opkwam om op een doordeweekse dag te gaan golfen, zelfs niet met relaties.’
‘Mannen gebruiken golf om hun zakenrelaties te onderhouden. Golf wordt zo een onderdeel van hun werk. Heel verstandig. Want er is geen betere manier om te ontdekken wat voor vlees je in de kuip hebt, door samen te gaan golfen. Hoe ga je om met anderen, hoe reageer je op tegenslag? Weeg je al je opties af, hoe rustig blijf je of hoe creatief ben je als je in een lastige situatie zit? Je ziet het allemaal terug op de golfbaan. Als ik een headhunter was, dan zou ik wel weten waar ik ging afspreken met een kandidaat.’
Van de ruim 280 verenigingen in Nederland zijn er denk ik nog geen 15 met een vrouwelijke voorzitter. Niet zo veel, dus op zo’n ALV van de NGF zoek je elkaar, in een zaal vol mannen in pak, toch even op. Misschien is dit een soort ‘sisterhood’: we vinden het leuk om ervaringen uit te wisselen en elkaar te helpen. En waarom ook niet? Mannen helpen elkaar per slot van rekening ook.’
‘Daarom ben ik ook blij dat Caroline Huyskes nu voorzitter van de NGF is. Ik denk dat vrouwelijke invloed goed is voor de golfwereld. De omgangsvormen veranderen, in positieve zin – mensen reageren nu eenmaal anders op een vrouwelijke voorzitter dan op een mannelijke. En ik denk dat vrouwen in de positie van voorzitter meer oog hebben voor menselijke verhoudingen en hoe mensen kunnen aarden in de vereniging. Gastvrijheid en openheid – dat spreekt in de golfwereld niet voor zich. Golf heeft nog steeds het imago van elitair en gesloten. Dat heeft veel te maken met ons gedrag, hoe we nieuwe golfers verwelkomen.’
‘Een concreet voorbeeld hiervan vind ik het beleid rondom jeugd, zowel landelijk als lokaal. Je kunt bijvoorbeeld wel zeggen dat je meer jeugd wil, maar tot nu toe is dat nooit gelukt. En ik geloof gewoon niet dat dat komt omdat golf zo individueel is. Ja, golf kun je in je eentje doen. Maar golf is juist ook een sport die je heel goed samen kunt doen – met vrienden, vriendinnen, met je familie. Een belangrijke taak ligt onder meer bij de golfschool, want een enthousiaste en kundige pro is de drijvende kracht achter een levendige vereniging.’
‘Maar de sleutel ligt ook, of eigenlijk juist, bij ons: wij – de leden: de ouders en grootouders van potentiële golfers. Onze betrokkenheid is belangrijk, maar dat vergt op allerlei niveaus een cultuuromslag. Net zoals ouders in de rol van vrijwilligers bij hockey- en voetbalverenigingen belangrijk zijn voor het lekker draaien van de jeugd, zo werkt dat ook bij golf. Dus niet alleen kinderen afzetten en weggaan, maar belangstelling tonen, tijd erin steken, meehelpen, begeleiden, faciliteren.
Daar hebben we ouders voor nodig, grootouders. Vaders én moeders, opa’s én oma’s, mannen én vrouwen. Om die reden alleen al is het dus belangrijk dat we meer vrouwen aan het golfen krijgen. We hebben iedereen nodig.’
