Wedge-ze!
Eén wedge is geen wedge. Van wedges kun je (bijna) niet genoeg hebben.
Je bent er bijna. Balletje op een meter of 55 van de green. Alleen nog een wedge, als ’t even kan niet te ver van de vlag. Maar welke wedge? Een halve swing met een pitchingwedge, of een rustige hele swing met een sandwedge? Of is een driekwart swing beter, maar dan wel stevig doorslaan, anders haal je ’t niet? En hoe ligt de bal eigenlijk? Is de ondergrond hard, of zacht, modderig of zanderig? Kan je lekker onder de bal komen? En hoe ver zou de bal doorrollen?
‘Nog even een wedge’ is zo simpel nog niet. Helaas. En als puntje bij paaltje komt, sta je zo goed als op elke par-4 of par-5 op 55 meter van de green te dubben wat te doen: welke wedge, hele, driekwart of halve swing, de bal wat meer laten rollen of de bal juist zo hoog mogelijk spelen en zo snel mogelijk laten stoppen?
Aangezien je in het begin meestal al blij bent als je überhaupt in de buurt van de green of vlag komt, kun je tot op zekere hoogte redelijk uit de voeten met de twee wedges die vaak standaard in je set zitten: de pitching wedge en de sandwedge.
Naarmate je meer ervaring krijgt en beter gaat spelen, mag je wat kritischer worden. Twee wedges in je tas is prima, maar beter is het om die (geleidelijk) uit te breiden naar vier. Heb je namelijk keuze uit vier wedges, dan is het makkelijker om de diverse afstanden binnen de circa 80 meter te overbruggen. Je hoeft dan niet na te denken over halve of driekwart swings of swings op halve kracht. In plaats daarvan maak je altijd dezelfde swing, en bij elke afstand heb je een bijpassende wedge.
Er zijn vier soorten wedges: een pitchingwedge, gapwedge, sandwedge en lobwedge. Elke wedge heeft een bepaalde loft (de mate waarin het clubblad schuin naar boven wijst), weergegeven in graden. Hoe hoger de loft, hoe hoger (maar ook korter) de bal vliegt. Dit is grofweg de verdeling in loft:
Wedge | Loft (in graden) |
Pitchingwedge | 44-48° |
Gapwedge | 48-54° |
Sandwedge | 56-58° |
Lobwedge |
56-64° |
De verschillen in loft en graden lijken klein, maar een verschil van 4 of 5 graden loft kan zomaar een verschil van een meter of 10 tot 15 zijn. Op en rond de green betekent dat nogal wat. Heb je meerdere wedges in je tas, dan wil je logischerwijs een zo mooi mogelijke verdeling in graden.
Besluit je om op zoek te gaan naar nieuwe wedges, laat je dan adviseren door een clubfitter. Niet vanwege speciale shafts, vergevingsgezindheid of speciale clubhoofden – zoals dat bij ijzers het geval is. Wedges zijn in dat opzicht namelijk allemaal hetzelfde. De verschillen zitten niet alleen in de eerder genoemde loft (graden), maar ook in de ‘bounce’. Bounce is ronding aan de onderkant van het clubblad en geeft de mate weer waarin de wedge ‘stuitert’ van de ondergrond, op het moment dat je de bal raakt.
Over het algemeen heeft een golfer met een steile swing een wedge met meer bounce nodig; een golfer met een vlakke swing heeft een wedge met wat minder bounce nodig. Verder is een wedge met veel bounce fijner op een zachte ondergrond: veel bounce betekent immers dat de club zich niet zo snel ingraaft. Om die reden heeft een sandwedge veel bounce, zodat je club lekker door het zand heen stuitert en zich niet ingraaft. Een wedge met minder bounce is juist weer fijner op een harde ondergrond.
Tot slot nog dit: let op de groeven in je wedges. Een wedge heeft diepere groeven dan een gewoon ijzer. De diepere groeven geven een goed geraakte bal meer spin. Zonder groeven kunnen we dus niet, maar helaas treedt na verloop van tijd slijtage in. Na grofweg 75 rondes zijn je groeven meestal niet meer optimaal. En dan tellen we het oefenen niet eens mee. Op een schaal van Echte Problemen In De Wereld is dit een luxe probleem. Maar irritant is het wel, want versleten groeven geven je zomaar twee tot drie meter meer rol. Toch maar een borsteltje in je tas stoppen dus, om slijtage iets uit te stellen.