Eindelijk na 69 dagen weer golfles!
Miriam gaat, na 69 dagen quarantaine, voor het eerst weer golfen. Met enige twijfel. ‘What the fuck doe ik hier op de A58 richting de golfbaan?’
Ik rijd, sinds maanden, weer op de snelweg. ‘Wat rijdt iedereen sloom joh’ denk ik. Zit dat coronavirus nu in alle weggebruikersbreinen? Word je daar tergend langzaam van of zo? Oh wait. Wait a minute. Je mág maar 100 kilometer per uur tegenwoordig. Dat was ik even door heel dat coronagedoe gewoon ‘gladweg’ vergeten. Ik jakker rustig verder. En het voelt raar. Niet die honderd kilometer per uur, maar het feit dat dit niet alleen mijn eerste keer is dat ik uit mijn woonplaats rijd sinds dat kutvirus ons land lam legde, maar ook omdat het mijn eerste keer is dat ik het huis uit ga om iets ‘leuks’ voor mijzelf te gaan doen.
Begin maart werd aan ons Brabanders gevraagd of wij zo verstandig wilden zijn om zoveel mogelijk thuis te blijven. En dat deed ik braaf. Ik bleef thuis. De enige keren dat ik buiten kwam, was om boodschappen te gaan doen voor anderen. Wekenlang – negenenzestig dagen lang- zat ik in quarantaine. De enige keer dat ik ‘buiten’ kwam was om voor anderen boodschappen te doen. Negenenzestig dagen lang ben ik met een hartslag van 180 de supermarkt ingedoken. Heb ik mij verbaasd over de domheid der mensheid.
Vandaag heb ik een uitje. Ik mag na al die tijd iets gaan doen wat ik normaal al deed en dat voelt raar. Ik rijd met een brok in mijn keel richting de golfbaan waar ik les krijg van Edwin. Een verlaat verjaardagscadeautje van mijn vriend. ‘Mir? Op de dag dat het weer mág, zorg ik ervoor dat jij weer les gaat krijgen’. Het voelt dubbel, dit ritje. Een nieuwe gewoonte, nieuwe gewoontes, wennen sneller dan ik dacht. Wakker worden.
Boodschappenlijsten samenstellen.
Mail beantwoorden van opdrachtgevers.
Stukjes tikken en dan hoppa.
Mijn handen twintig seconden wassen, plastic handschoentjes aan
Auto in.
Boodschappen doen voor hen die dat niet konden of mochten.
Handschoentjes weggooien.
Boodschappen afgeven.
Even een praatje op anderhalve meter afstand.
Thuiskomen en even tot rust komen vanwege die idioten in de supermarkt en weer door.
Nu zit ik in de auto op weg naar iets voor mezelf en weet ik even niet meer wie ik ben. Weet ik niet meer wat ik wil. Heb ik geen idee meer waar ik vroeger, negenenzestig dagen geleden, blij van werd. Vond ik het toen echt leuk om met een stok tegen een bal aan te slaan? Maakte mij dat toen echt happy? What the fuck doe ik hier op de A-58 richting de golfbaan? Ik wil terug. Naar mijn veilige huis. Naar mijn mensjes met hun boodschappenlijstjes. Mezelf kapot druk maken om al die idioten in de supermarkt die mij zoveel adrenaline bezorgde waardoor ik voelde dat ik lééfde.
Ik neem de afslag richting golfbaan. Het is, zoals ik al verwachtte: megadruk. De golfsport staat bekend als ‘bejaardensport’. Voor de eerste keer sinds corona ben ik blij en opgelucht om die omschrijving: ‘Bejaardensport’. Overal om me heen zie ik zestig, zeventig, tachtig-plussers die als dolle pasgeboren lammetjes het weiland opgaan. Voor de eerste keer sinds negenenzestig dagen haal ik opgelucht adem. Ik mag weer gaan genieten. Ik heb weer hoop. Ik krijg weer hoop. Als ik voor de eerste keer sinds maanden weer tegen een bal moet slaan sla ik keihard mis. Maar dat is ok. Ook dat komt wel weer goed.
