De eerste keer. Weet jij nog hoe die was? Miriam Mars, columnist voor Saar Magazine en vanaf nu ook voor GolfVrouw, schiet in de stress.
Of het de eerste keer is? Mijn eerste keer? Mijn golfleraar vraagt het vriendelijk aan me. Ik schiet meteen in de lach. ‘Of het mijn eerste keer is?’ Die vraag is mij al een aantal keren eerder gesteld, maar ik geloof dat hij nu bedoelt of het de eerste keer is dat ik een club in mijn handen heb. Dat blijkt ook wel als hij zijn vraag herhaalt. Heb je al weleens eerder een clinic gevolgd of les gehad? Ik antwoord heel erg braaf van niet. ‘Nope. Dit is mijn allereerste keer.’ Dan overhandigt hij mij een golfclub.
Ik schiet ineens in de stress. Zul je net zien. Heeft die arme man al duizenden mensen leren golfen, krijgt hij nu ineens te maken met een leerling die niet alleen totaal a-motorisch is maar ook nog eens constant foute grappen maakt. Zul je net zien. Duizenden leerlingen overleefd en dan ineens die één en vijftig jarige vrouw -moi- tegenover je die jou met een verkeerde beweging richting de eeuwige jachtvelden slaat. Ik zie nu al de krantenkoppen voor me. ‘Golfleraar komt om het leven door onhandige leerling’. Ik zie de dramatische beelden op het nieuws al op mijn netvlies. Een traumahelikopter. Zo’n wit tentje. Van dat rood-wit gestreepte lint. En mijzelf afgevoerd worden met handboeien op mijn rug. Met zo’n zwarte balk over mijn ogen.
Waarom doe ik dit? Al die keren dat ik met mijn vriend meeging naar de golfbaan en aan mij gevraagd werd of ik ook golfde, lachte ik weg. ‘Nee joh. Niks voor mij.’ Wanneer dacht ik dat het misschien best wel leuk zou zijn als ik dat spelletje ook onder de knie zou krijgen? Was het afgelopen zomer op vakantie in Normandië waar mijn vriend en ik een heel leuk stel op het terras ontmoetten, dat ook samen speelde? Waar aan mij voor de zoveelste keer gevraagd werd waarom ik ook niet golfde? Was het dáár dat ik dacht: eigenlijk lijkt het mij best wel leuk?
Mijn golfleraar komt achter mij staan en pakt mijn armen vast. Ik krijg het er warm van. ‘Kijk, deze beweging moet je maken’. Heel langzaam duwt hij mijn armen op en neer terwijl hij achter mij staat. Hij draait aan mijn heupen. Die is gek. Hoe kan dat nou? Hoe kan je als homo sapiens een hele evolutie doorstaan, van op handen en voeten lopen, naar deze volstrekt onlogische beweging? Ik heb het gevoel dat hij eigenhandig mijn romp los probeert te wrikken van mijn onderstel. Voel je het? ‘Ja dat het pijn doet’ antwoord ik.

Ik mag op de driving range proberen af te slaan. De eerste tien keer sla ik in de lucht. Vervolgens klap ik met mijn club op de grond. Ik vloek inwendig. Waarom lukt dit mij nou niet joh? Ok. Concentreer je. Tot mijn stomme verbazing lukt het mij. Ok, ik zet te veel kracht. Ik sta te verkrampt. Ik knijp te hard in mijn oefenclub, maar het lukt mij zo waar om het balletje te raken. Als een kind zo blij spring ik omhoog. Yes! Bij elke slag denk ik: Niet te ver van de bal. Club niet te krampachtig vasthouden. Houd je hoofd stil en je arm recht. Let op je pols. Vergeet niet mee te draaien met je voet. Na een minuut of twintig heb ik een rood hoofd van de inspanning en begin ik door te krijgen welke beweging ik moet maken. Het is ik en die bal. Die bal en ik. Mijn hoofd is leeg. Er is op dit moment niets anders dan dit. De overtreffende trap van Zen.
Ok. Genoeg voor vandaag. Ik schrik op van de stem van mijn docent. Genoeg? Ik ben nog lang niet klaar. Ik wil nog niet stoppen. Dit is veel te leuk. Kom. We maken een nieuwe afspraak. Zelfde tijd volgende week? Dan vraagt hij me: Vertel. Hoe vond je het zo voor de eerste keer? Ik kan het niet laten. Ik moet een foute grap maken. ‘Van alle keren dat ik iets voor de allereerste keer deed was dit mijn allerleukste eerste keer’. Hij schiet in de lach. Gelukkig heeft hij gevoel voor humor.