Van alleen maar heel veel ballen slaan leer je niks
Hoe meer je oefent, hoe beter je wordt. Toch? Nee – niet als heel veel oefenen voor jou betekent dat je eindeloos ballen slaat op de range. Van gedachteloos veel slaan leer je namelijk niks. 4 Tips om beter te trainen.
Ballen slaan tot je blaren op je handen staan, tot je ballenkaart leeg is of de zon ondergaat – ooit deed ik dat zelf. Goed bezig! Dacht ik toen. Inmiddels weet ik beter. Van eindeloos oefenen word je niet per se beter. In elk geval niet als er geen gedachte achter zit. Een plan moet je namelijk hebben. Practice with Purpose. Want wat train je nu precies op de drivingrange?
De hele idee van trainen op de drivingrange is dat je al die mooie ballen straks ook op de baan zelf kunt herhalen: de drive vanaf de tee, de hybride vanaf de fairway. De approach naar de vlag. Een chip en daarna een putt. Het vreemde is echter dat bijna geen enkele golfer op die manier traint. Ja – een emmer ballen trekken en vervolgens héél veel ijzertjes-7 achter elkaar slaan. Soms gericht op een target, maar heel vaak ook niet. Om er vervolgens in de baan achter te komen dat precies diezelfde approach een stuk moeilijker is omdat het er nu ineens toe doet.
Hoe het oefenen dan wel moet? Met een plan dus. Een focus, zoals je ook in de baan hebt. Waar mik je op? Hoe ver is het? Hoe staat de wind? Welke club kies je? Je kunt een oefensessie nooit zo spannend maken als de realiteit en druk van een echte wedstrijd of qualifying ronde, maar je doet er wel goed aan om die elke keer zoveel mogelijk na te bootsen. Door in je oefensessie elke bal, elke slag op die manier te benaderen, met routine en al, train je niet alleen technisch, maar ook mentaal. Je traint je lichaam én geest om samen te werken. Zodat je dat veel makkelijker in de baan kunt herhalen. Ook als er druk op staat. Practice with purpose, dus: Vier tips.

1. Kies voor elke slag een ander doel. Zo dwing je jezelf om de situatie elke keer opnieuw te beoordelen: afstand, windrichting, doel. Net zoals in de baan.
2. Wissel voor elke bal van club. Begin met de driver, daarna een hybride of lang ijzer, dan een wedge, enzovoorts. Je slaat in de baan toch ook niet vijf drives achter elkaar?
3. Putt met één bal naar wisselende holes, in plaats van een aantal ballen vanaf dezelfde plek naar één en dezelfde hole. Begin bijvoorbeeld met een lange putt en probeer telkens maximaal twee putts te maken. Of leg meerdere ballen rondom dezelfde hole. Het gaat er vooral om dat je telkens een andere lijn hebt – zo is het in op de baan immers ook.
4. Doe de up & down. Vaak oefen je meerdere chips achter elkaar. Maar het is beter om de up & downs te oefenen: chip, en ga dan meteen putten. Net zoals in de baan.