Protip: verbeter jezelf rond de green
Met deze twee eenvoudige tips bereik je meer – in minder slagen – rond de green.
Hoe vaak maak jij ‘up & down’?
Op tv ziet het er zo makkelijk uit: drive vanaf de tee, ijzer naar de green, twee putts – een par. Maar we weten allemaal dat dat in de praktijk vaak wat tegenvalt. Een gemiddelde golfer (handicap 15 tot 20) slaat de bal namelijk helemaal niet zo vaak ‘in regulation’ op de green.
‘In regulation’ wil zeggen: op een par-3 in een keer op de green; op een par-4 in twee keer en op een par-5 in drie keer op de green. Maar in plaats van op de green, ligt de gemiddelde speler vaker naast, of in de buurt van de green. De kans dat je dan een chip en nog minimaal twee putts nodig hebt, is groot. Wat zou het mooi zijn als je in die situaties toch een ‘up & down’ – een chip en een putt – weet te maken! Stel dat je dit vier of vijf keer in een ronde lukt. Dat scheelt dus minimaal vier of vijf slagen per ronde. Dat is veel!
Oefening baart kunst. Gebruik deze twee tips om vaker up & down te maken:
Tip 1: Passieve handen!
Passieve handen wil zeggen: houd ze zo stil mogelijk tijdens het chippen. probeer je polsen niet te knikken. Door het knikken zal je vaker de bal toppen of juist voor de bal in de grond slaan. Probeer je handen en polsen zo stil mogelijk te houden. En houd je club ontspannen vast – knijp niet in je grip.
Tip 2: Linkerschouder naar boven
Let eens op je linkerschouder. Maak je achterzwaai. Zodra je je beweging naar beneden richting de bal inzet; voel hoe je linkerschouder niet naar beneden, maar naar boven draait.