LES 4: ‘Je bent te veel met andere dingen bezig’
‘We gaan de baan op vandaag’ zegt mijn pro als ik aan kom hobbelen met mijn golftas. Een klein paniekje maakt zich van mij meester. De baan op? Wat? Hoe dan? Wil ik dat wel? Ik heb blijkbaar geen keuze. Als mijn leraar mijn vriend JP -een fervent golfer- ontwaart vraagt hij aan hem of hij zin heeft om mee te gaan? Dat heeft JP. Het stelt mij enigszins gerust. Dat voelt lekker vertrouwd. ‘Dan kan ik een beetje smokkelen’ denk ik nog op dat moment. Ik ben al heel vaak met mijn vriend mee de baan opgegaan. Gewoon voor de lol. Hij speelde zijn spel en ik liep er een beetje achteraan. Ik weet nog dat ik het elke keer vanzelfsprekend vond dat wanneer hij tegen de bal sloeg dat die bal precies in de juiste richting vloog. Soms sloeg hij de bal in één keer, op, wat ik later leerde tijdens het bestuderen van mijn theorie, de green. Dan lachte hij van oor tot oor terwijl ik dacht: ja gast dat is toch de bedoeling? Wat loop jij nou blij te doen?
Inmiddels, zoveel lessen later, weet ik dat ik allang blij mag zijn als ik de bal in één keer van de tee af weet te krijgen. Dat ik vandaag voor de eerste keer de baan op ga baart mij dan ook zorgen. Mijn pro en mijn vriend lopen zelfverzekerd naar de eerste afslagplaats terwijl ik met mijn karretje alle kanten opvlieg. Lachend volgen zij mijn onhandige bewegingen. Op de afslagplaats gieren de zenuwen door mijn keel als beide mannen mij verwachtingsvol aankijken. Ik wacht op de instructies. Die komen niet. Pas als mijn vriend zegt: Mir. Tee. Bal? Begrijp ik dat ik als eerste af moet slaan. Als ik piep: ‘nee weet je wat? Speel jij maar. Ik kijk wel toe’ dringt het tot mij door dat dat dus niet de bedoeling is. Zuchtend prik ik mijn tee in de grond. Ik leg mijn bal klaar. Pak een club uit mijn tas. Concentreer mij. En sla. De bal rolt zachtjes van de tee.
Vier holes lang krijg ik de ene instructie na de andere. ‘Kom op snelheid maken’. ‘Heb je spullen in orde voor je afslaat’. ‘Concentreer’. ‘Niet piepen’. ‘Ogen gericht op de bal!’. ‘Houd die arm gestrekt!’. ‘Zet je kar neer richting de volgende hole’. Op het moment dat ik wil gaan putten schreeuwt mijn instructeur ineens heel hard: Mir! Je karretje!’ Ik draai me om en zie hoe mijn golfkarretje langzaam maar zeker richting het water rolt. Ik zet het op een hollen. Achter mij hoor ik twee mannen keihard lachen.
Na afloop wil ik maar drie dingen. Bier drinken. Mijn vriend uitschelden en naar huis. Niet precies in die volgorde. ‘Hoe vond je het gaan?’ vraagt mijn leraar. ‘Verschrikkelijk!’ zeg ik. Het huilen staat mij nader dan het lachen. ‘Je was ook met veel te veel andere dingen bezig’ benadrukt mijn vriend. Dan wordt het mij te veel. ‘Met andere dingen? Met andere dingen? Weet jij wel hoe irritant jij deed? Denk jij dat ik het niet merkte dat jij steeds liep te zuchten? Ik heb jou toch helemaal niet gevraagd om mee te gaan? Hoe kan jij nou van mij verwachten dat ik geen fouten maak? Te veel met andere dingen bezig. Te veel met andere dingen bezig. Met jou ja! Met jou was ik bezig! Verbouwereerd kijken beide mannen mij aan. ‘Je hebt gelijk’ antwoordt JP begripvol na een paar seconden. ‘Dat was eigenlijk niet zo handig’. Ik haal diep adem. ‘Ik heb gewoon totaal geen aanleg. Zeg het maar gewoon eerlijk…’ Beide heren kijken eerst elkaar en dan mij stomverbaasd aan. ‘Mir voor de eerste keer ging het best redelijk hoor. Maak je geen zorgen’. ‘Best redelijk?’ Ok. Daar doe ik het voor.
Biertje iemand?