Bestemming: Winterberg!
Het is halfzes als de stampvolle bus in het pikkedonker de parkeerplaats afrijdt. De bestemming is Winterberg. Van de passagiers is de ene helft hyper en de andere helft wil slapen. Als we de grens gepasseerd zijn wordt het buiten langzaam lichter. De stemming zit er goed in. Uit de verhalen maak ik op dat iedereen ervaring heeft op de lange latten. Het dringt nog niet tot me door dat mij dit voor de rest van de dag vrij eenzaam zal gaan maken. Ik heb immers nog nooit geskied.
Maanden geleden heb ik me laten overhalen mee te gaan naar de eerste de beste ski-berg over de grens in Duitsland. Een leuk dagtochtje voor, wat ik toen begreep, de beginnende skiër. Het zou het begin worden van een ‘verslaving’ werd me verzekerd en “met jouw sportieve aanleg is skiën een makkie.”
Opeens stopt de bus. We zijn er. De deur sist open. Zonder overleg stormt iedereen naar buiten. Onderuit de bagagevakken komen de ski’s en schoenen tevoorschijn om met eigenaar en al uit het zicht te verdwijnen. Ook ik sta buiten, zonder materiaal. Nu begrijp ik de vraag pas die ik om halfzes kreeg. “Heb jij niks bij je?”
Op aanwijzing van de buschauffeur beland ik in een smalle gang waar een verveelde stem in het Duits mijn schoenmaat schreeuwt. Een ander smijt de stokken en ski’s op de balie. Nauwelijks 5 minuten na het uitstappen sta ik naast de verlaten bus met alles om mee te kunnen skiën. Wat een achtbaan.
De sleeplift….!
Op één ski step ik langzaam naar de skilift. Ik hou ‘m goed in de gaten, hoe werkt dat ding in godsnaam. Moeiteloos zie ik koppeltjes omhoog gesleept worden. Ik had me er iets anders bij voorgesteld. Iets met stoeltjes. Maar ach, tot nu toe had ik me zo’n beetje álles anders voorgesteld.
Aangekomen in de enorme kluwen van latten, stokken en vooral ongeduldig kijkende spiegelbrillen probeer ik erachter te komen hoe die lift nou werkt. Geroutineerd zie ik de een na de ander meegenomen worden door een kabel. Maar hoe?
Plots ben ik aan de beurt. Eerder dan ik dacht. Ik vraag of ik eerst even mag kijken, maar de liftman is boos. Iederéén lijkt hier wel boos. Ik schuifel op m’n snelst door de sneeuw richting de liftman, één haak heb ik al moeten laten gaan.
“Het is dus een háák?!”, zeg ik hardop tegen mezelf. Met alle ogen op mij gericht pak ik ‘m vast. “En nu?!” Ik vraag ’t zenuwachtig aan iedereen die meekijkt. De haak voelt onverwacht zwaar. Hij is zwart en er bungelt een slappe kabel aan het eind. De liftman gebaart streng dat ik moet opschieten. Ook maakt hij drukke bewegingen dat ik de haak onder me moet haken. Rustig aan, wil ik nog zeggen. Maar precies op dát moment rukt de kabel de haak keihard uit mijn hand. Nog voordat hij wegschiet haakt ie zich stevig ónder mijn jas. De kracht is nu enorm geworden en als een katapult scheurt de haak zich dwarsdoor mijn jas heen naar boven en neemt en passant mijn skistok mee. Dit aluminium buisje zit met een lus om mijn pols en zwiept nu gewillig met kogelsnelheid kiezelhard tegen m’n voorhoofd. Ik duikel languit op mijn rug in de sneeuw, jas aan flarden en met een knalrode streep tussen mijn ogen, lig ik daar. Het is doodstil. De haak heeft inmiddels zijn reis vervolgd. Stoïcijns krabbel ik op, kijk niemand aan en op één ski step richting de ‘uitgang’. Skiën? Nooit meer van m’n hele leven.!